DROOG
HOME   
UITGEVERIJ   
UTRECHT 
FONDS   

versie: 22 februari 2017 - beginpagina Droog


Bloemen van het kwaad


Becommentarieerde versie

van Paul Damens Hitler-hoofdstuk



Door Jaap van den Born en Bart FM Droog, januari/februari 2017


Becommentarieerde versie van het Hitler-hoofdstuk uit Bloemen van het kwaad.

We tonen hier het hele hoofdstuk over Hitler, in becommentarieerde versie. Opdat iedereen kan zien dat we Damens uitspraken niet buiten de context van zijn hele betoog over Hitler hebben geplaatst.

Dat betoog bestaat uit twee delen. In het eerste gedeelte behandelt Paul Damen vervalste Hitler-gedichten. In het tweede deel komen vier gedichten aan de orde die volgens hem authentiek zijn.

De tekst van Paul Damen is in zwart en ons commentaar in blauw weergegeven.

Eerste deel

Hitler, de auteur

Hitler, tot 1951 in Berlijn
Biografische schets
Hitler. Sämtliche Aufzeichnungen
Valse Hitler-gedichten op internet
Herybert Menzel
[Richard von Kralik en Franz Eichert]

Tweede deel

Commentaar bij tweede deel

[1.] Hymnus an die Geliebte
[2] Da sitzen die Menschen in luftigen Haus
[3] Het Mutter-gedicht
[4] Ich gehe manchesmal in rauhen Nächten




13 HEERSER OVER HET HERRENVOLK

Adolf Hitler (1889-1945)
[blz. 188-193]

Toen Adolf Hitler zich in januari 1919 aanmeldde bij de zojuist opgerichte nazipartij liet hij als beroep noteren: ‘Schriftsteller’. Schrijver, auteur.


Bron? Wij vermoeden: de zeer onbetrouwbare Hitlerbiografie van James Bunting uit 1973. Damen noemt deze bron niet. Of heeft dit verkeerd overgeschreven uit de Oostenrijkse krant Heute? Deze krant berichtte op 25 maart 2014 over de veiling van een 'Meldzettel' uit 1909, waar de toen 20-jarige Hitler als beroep 'Schriftsteller' opgaf. Heute drukte daarbij een foto van dit al dan niet vervalste politiedocument af.

In Hitler. Sämtliche Aufzeichnungen. 1905-1924 (HSA) staat geen enkel relevant document uit januari 1919 vermeld. Dit betekent dat de samenstellers van HSA de informatie van Bunting in 1980 als onbetrouwbaar terzijde hebben gelegd.

De 'Meldzettel' uit 1909 staat ook niet in HSA in vermeld.


Zie: de bronnen bij Hitler-pagina

 

Ook tijdens het proces tegen de deelnemers aan de ‘Bierkeldercoup’ van München van 1923 staat Hitler in het vonnis als ‘Schriftsteller’. Zijn bestseller Mein Kampf moest toen nog geschreven worden.

Hij logeerde in Weimar het liefst in hotel Elephant, waar hij vanaf het balkon naar zijn aanhangers kon zwaaien (‘lieber Führer komm heraus / aus dem Elephantenhaus!’ scandeerden die).


Dit heeft Damen van een oude, inmiddels gewijzigde versie van de Wikipediapaginapagina over Hotel Elephant geplukt. Via het Internet Archive traceerden we Damens brontekst. Wikipedia, 2011:

Adolf Hitler ließ sich bei seinen Aufenthalten in Weimar von der Bevölkerung mit folgendem Vers auf den für ihn geschaffenen Balkon des Hotels „Elephant“ rufen: „Lieber Führer komm heraus aus dem Elefantenhaus“.


Materiaal van Wikipedia plukken zonder bronvermelding heet: plagiaat.

http://web.archive.org/web/20111205044207/http://de.wikipedia.org/
wiki/Hotel_Elephant
 

maar vooral omdat schrijvers als Tolstoj er gelogeerd hadden. In 1926 liet Adolf Hitler zich ook als ‘schrijver’ in het gastenboek zetten. Toen een kwart eeuw later de Russen op nauwelijks vijfhonderd meter van zijn Berlijnse bunker stonden, liet hij al zijn persoonlijke papieren, brieven, prozafragmenten en gedichten vernietigen.

 
Een kwart eeuw = 25 jaar. Damen vertelt hier dus dat Hitler tot in 1951 in zijn bunker te Berlijn verbleef.
 

naar boven

Sindsdien is, voor wie zich waagt aan Hitler als literator, de echtheid een groter probleem dan de kwaliteit. Wie erbij was, ontkende dat.

 
Larie - vrijwel iedereen uit de entourage van Adolf Hitler heeft daarover uitgebreid gesproken. In interviews, in memoires. Juist de mensen uit de naaste omgeving van Hitler hebben nog voor het schandaal rond de vervalste Hitlerdagboeken uitbarstte, herhaaldelijk gewaarschuwd dat het wel vervalsingen moesten zijn.
Zie: De Hitlerdagboeken-pagina
 

En nu, het taboe voorbij, wordt elke krabbel van de Leider gekoesterd zodat vaak vervalsingen opduiken. Geen enkele biografie van Hitler gaat dieper in op zijn poëzie.

 
In de Hitlerbiografie uit 1976 van John Toland staan meerdere gedichten die ten onrechte aan Hitler toegeschreven zijn. Toland, denkende dat het authentiek materiaal betreft, gaat uitgebreid op die gedichten in.
De Amerikaanse 'psychohistoricus' Robert G.L. Waite gaat in zijn boek The Psychopathic God: Adolf Hitler (1977) ook uitgebreid op het zogenaamde echte dichtmateriaal in.
 

naar boven

Terwijl over Hitler, op Jezus na, de meeste meters biografie geschreven zijn.

 
Aan Napoleon zijn aanmerkelijk meer biografieën gewijd dan aan Hitler.
 

Kort: dat hij het Duitse volk als zijn echte familie beschouwde was een hele verbetering bij zijn échte familie, want die hing van inteelt aan elkaar. Zijn vader viel op jonge meisjes, zijn moeder was een nichtje van zijn vader. Na drie vroeggestorven kinderen kregen ze op 20 april 1889 de kleine Adolf. Zowel in zijn geboorteplaats Braunau op de Duits-Oostenrijkse grens als later in Passau had pa een goed inkomen als douaneambtenaar. Als hij niet in het café zat, sloeg hij zijn zoon. Adolf werd een gevoelig moederskindje, met later altijd een portretje van mama in zijn borstzak. Hij weet zijn falen op school aan zijn tirannieke vader, maar na diens dood op Hitlers twaalfde werden zijn prestaties niet beter. Hitler hing liever de zestienjarige dandy uit, stok met ivoren greep, dwepend met Richard Wagner. Op zijn achttiende stierf zijn moeder. Kunstenaar wilde hij worden, liefst architect. Maar de Bouwkunde-academie weigerde hem omdat hij de middelbare school niet had afgemaakt. De Weense kunstacademie wees hem af omdat hij moeite had met het tekenen van mensen. Gebouwen, prima, maar een fatsoenlijke kop kreeg hij niet op papier.

naar boven

In dat Wenen zou hij, het zoveelste verzinsel in zijn bestseller Mein Kampf, in ‘een wereld van ellende en armoe’ zijn terechtgekomen. In werkelijkheid kon hij van zijn erfdeel en het wezenpensioen van zijn moeder ruim rondkomen. Toen alles op was, ontsnapte hij aan de daklozenopvang door voor geld op prentbriefkaartgrootte stadsgezichten en, op overzoek, woonhuizen te schilderen. Hij dook in de politiek, rookte en dronk niet en deed ook niet aan dames.

Hetzelfde verhaal toen hij zich in 1914 vrijwillig bij het leger had gemeld: zijn legerkameraden noemden hem de ‘kuise monnik’. Hij sliep met een foxterriër (‘Foxl’) en was meer bedroefd toen die wegliep dan over het hele verloop van de oorlog. Gewond door een granaatscherf herstelde hij in Berlijn, waar hij voor het eerst antisemieten ontmoette. Terug aan het front werd hij in oktober 1918 door mosterdgas tijdelijk blind. Einde oorlog – in het militair Lazarett in Pasewalk hoorde hij dat Duitsland had gecapituleerd. In de naoorlogse chaos klom Hitler op als rechts-radicale redenaar en nam via zijn SA met geweld de straat en de debatten over. De verlegen jongeman werd een politiek demagoog, de wandelstok met ivoren bol was verwisseld voor rijzweep, revolver en vilthoed. De rest is geschiedenis.

 
Uit welke biografie Damen dit diepere inzicht in Hitlers jeugd geleerd heeft, vertelt hij niet.
 

naar boven

De basis voor elke analyse van Hitlers gedichten is het wetenschappelijke werk Hitler. Sämtliche Aufzeichnungen 1905-1924, een stoeptegeldikke uitgave uit 1980 van ruim 1300 pagina’s met werkelijk élk kattebelletje van Hitler. De samenstellers, de historici Eberhard Jäckel en Axel Kuhn, betrokken hun Hitler-stukken uit het Bundesarchiv en van privéverzamelaars. Die laatsten bleken onbetrouwbaar, maar gek genoeg waren de beide professoren daar blind voor. En dus bevatte dit verzameld werk zo’n dertig gedichten van Hitler op losse velletjes, ansichtkaarten en haastig neergekrabbelde briefjes, waarvan het merendeel vals is.

 
Damens beschrijving van het boek doet de vraag rijzen of hij het onder ogen heeft gehad. Het boek bevat hoofdzakelijk door derden opgeschreven redevoeringen van Hitler, rechtbank- en politieverslagen, alsmede krantenartikelen die mogelijk door Hitler geschreven zijn. Over de in het boek opgenomen gedichten schrijven de historici expliciet:

"Während bisher nicht einmal bekannt war, dass Hitler, anscheiend hauptsächlich während des Ersten Weltkrieges, überhaupt Gedichte schrieb, kann die vorliegende Ausgabe erstmals eine längere Reihe von ihnenen veröffentlichen. Die Wiedergabe erfolgt ohne Prüfung der Frage, ob die Texte von Hitler verfasst oder nur abgeschrieben wurden oder sich Teilweise auf andere Vorlagen stützen. Den es erschien den Herausgebern jedenfalls bemerkenswert, dass Hitler Gedichte schrieb oder abschrieb." (blz. 36/37).


Met andere woorden: Jäckel en Kuhn hebben geen idee of ze werkelijk van Hitler stammen.

Dan: Hitler. Sämtliche Aufzeichnungen bevat niet 'zo'n dertig gedichten', zoals Damen meedeelt, maar slechts zestien.
Daarvan bestempelden Jäckel en Kuhn in 1984 veertien als vals - dat de twee resterende ook geen Hitlerverzen zijn, bleek uit nader onderzoek in 2016.
 

Dat merkte het duo pas toen hun boek, waar ze twintig jaar aan werkten, al drie jaar uit was. Ene Konrad Kujau bekende dat hij, naast de ‘Hitler-dagboeken’ die hij aan Der Spiegel had verpatst, jarenlang geleefd had van vervalste Hitler-gedichten.

 
Het weekblad dat ruim 9 miljoen D-mark verloor door de aankoop van de vervalste dagboeken was Stern, niet Der Spiegel.

Zie: De Hitlerdagboeken-pagina
 

In het historisch vaktijdschrift Viertelhefte für Zeitgeschichte (jaargang 32, Heft 1, 1984) erkende het duo daarop dat hun dikke pil Hitler-vervalsingen bevatte, maar op 694 stukken ‘maar vier procent’.

naar boven

En ze hádden uiteraard al twijfels gehad (waar dan in hun dikke pil?)...

 
Op bladzijden 36 en 37 van hun boek .
 

...en de verkoper van die gedichten wilde anoniem blijven. Geen enkele historicus baseert zich op niet-controleerbare bronnen, zij wel.

 
Dit is te bizar voor woorden: Jäckel en Kuhn berichtten uitvoerig over hun bronnen, en meldden wáár de papieren waar ze zich op baseren te vinden zijn. Terwijl juist Damens boek bestaat uit een litanie van oncontroleerbare beweringen.
 

Samensteller Jäckel had drie jaar eerder de eerste opgedoken dagboeken van Hitler enthousiast als authentiek aangemerkt. Helaas had hij geen geld om ze zelf te kopen, maar Der Spiegel wél. Pas toen dat weekblad leverancier Kujau ontmaskerde als vervalser, legden de beide professoren wat ze wél gekocht hadden bij het Bundeskriminalamt. Dat zag binnen één dag dat de meeste ‘Hitler-gedichten’ waren uitgetikt op papier dat met gekopieerde Rijksadelaar en al in de thee was gehangen. Beteuterd meldden beide proffen daarop dat de vervalste teksten ‘überwiegend trivilialen Inhalts’ waren. Waarom dan met gelijksoortige kattebelletjes een pil van 1315 pagina’s gevuld?

 
Datzelfde kan je je afvragen bij Damens ruim vijfhonderd pagina's tellende boek, dat voor een groot gedeelte uit overduidelijk vervalst materiaal bestaat.
 

Ook verzuimden zij de nummers van de valse gedichten aan alle intekenaars te sturen, bibliotheken inbegrepen, zodat hun valse Hitler-gedichten op internet blijven circuleren.

 
Anno 2016 en 2017 is de hoofdverantwoordelijke voor het hernieuwd in omloop brengen van vervalste Hitlergedichten, zowel in druk als op internet, een man genaamd Paul Damen.
 

Een goed voorbeeld van een vervalsing is het gedicht ‘Blind’, dat dus nog immer in dat verzameld werk staat, onder N9. We zagen al dat Hitler op 13 oktober 1918 bij een gasaanval blind werd. De dienstdoende psychiater Edmund Forster diagnosticeerde hem als een ‘psychopaat met hysterische trekjes’ en herstelde met hypnose-therapie het zelfvertrouwen van de patiënt enigszins. Op 13 november kon Hitler weer wat zien. En die zou al de dag erop een gedicht schrijven van vier coupletten? Met als treffende titel ‘Blind’? ‘Pas zag ik een jonge krijger – blind / in de lente van zijn leven, nog bijna een kind’, plus in Hitlers handschrift erbij: ‘ik dank God dat ik weer kan zien.’ Het is té goed, té veel, té kloppend. Té vals. De beide onderzoekers Jäckel en Kuhn waren zelf te blind omdat ze zo graag wilden dat het echt was. Hitlers leven is van dag tot dag gedocumenteerd. Op dagen waarop niks van bekend is, schreef hij volgens de professoren geen letter. We weten nu waarom: van die dag had de vervalser geen gegevens voor een gedicht. Die parallel is de beide proffen niet opgevallen.

 
Ook bovenstaande is weer een krankzinnige verdraaiing van de feiten. Jäckel en Kuhn hebben veel materiaal terzijde gelegd. Hun intentie was niet Hitlers leven van dag tot dag te documenteren; ze wilden simpelweg alle teksten die door Hitler geschreven of uitgesproken waren (en die door ooggetuigen genotuleerd werden) verzamelen.

En zoals als gezegd: over de authenticiteit van de gedichten lieten ze zich niet uit.
 

naar boven


En dus blijven op populaire nazi-sites als Stormfront.org valse gedichten van de Führer opduiken. Zoals het bekende ‘Der Kamerad’. In mijn vertaling: ‘Als een van ons moe wordt / en de ander op hem wacht / als een van ons twijfelt / en de ander plots lacht / als een van ons sneuvelt / staat de ander voor twee / want voor elke strijder / helpt God de kameraad mee.’ Deze tranentrekkende poëzie werd in werkelijkheid in 1941 geschreven door Herybert Menzel, in de jaren dertig de ‘Homerus van de SA’.

 
In werkelijkheid schreef Herybert Menzel (1906-1945) de tekst in of vóór 1936 - het werd namelijk gepubliceerd in Uns geht die sonne nicht unter. Neue Folge 1. Lieder der Hitler-Jugend (1936, 47p.).



Het origineel, dat Damen ons niet toont, luidt:

Wenn einer von uns müde wird,
der andere für ihn wacht.
Wenn einer von uns zweifeln will,
der andere gläubig lacht.
Wenn einer von uns fallen sollt‘,
der andere steht für zwei,
Denn jedem Kämpfer gibt ein Gott
den Kameraden bei.

Het is in het Duitse taalgebied algemeen bekend dat deze tekst niet van Hitler, maar van de volbloed nazidichter Menzel stamt. Dat is te merken aan onder andere de ophef die in 2003 ontstond toen de Oostenrijkse extreem-rechtse politicus Jörg Haider het citeerde.

Ergo: door dit als vervalsing te presenteren geeft Damen te kennen zijn onderwerp absoluut niet te beheersen.

Bronnen:
Redaktion. Haider zitiert SA-"Poeten". Der Standard, 19-05-2003.
http://derstandard.at/1304787/Haider-zitiert-SA-Poeten
Oorsprong: http://www.deutscheslied.com/de/search.cgi?
cmd=composers&name=Menzel%2C%20Herybert

Gedicht: http://www.kk-osloss.de/gedenken/
 

[Richard von Kralik en Franz Eichert]

In 2008 verschenen van de Belgische literator Geert Buelens Het lijf in slijk geplant en Europa Europa!, over dichters in de Eerste Wereldoorlog, onder wie ook Adolf Hitler met zijn bijdrage ‘Blauweiss und schwarzweissrot’. Hier de eerste twee coupletten:

Ringsum der feinde heer,
zahllos wie sand am meer
der Franzmann, Russ und Britt,
die kleinen kläffer mit.


Und wir-in heisser schlacht
wir gehalten fahnenwacht
getreu bis in den tod
blauweiss und schwarzweissrot
.

 
Wat hier opvalt is dat Damen de zelfstandige naamwoorden (feinde, heer, sand, meer, kläffer, schlacht, fahnenwacht, tod) niet met een beginhoofdletter weergeeft, zoals gebruikelijk is in het Duits en wat Damen elders in het boek wel consequent doet.

Heeft hij dat expres gedaan, om Buelens - in wiens boeken hij claimt dit fragment gevonden te hebben - in diskrediet te brengen? Buelens gebruikte - bijna overbodig om te zeggen - in zijn boek wél de correcte Duitse weergave.


In Buelens' boek Europa Europa! komt Adolf Hitler overigens
niet voor, alleen in Het lijf in slijk geplant (Ambo/Manteau, 2008).

 

Ofwel:

Om ons heen vijands armee,
talloos als het zand aan zee.
Fransman, Rus en ook de Brit
met hun blaffers in’t gelid.

In het heetste van de strijd
houden wij de vlag bereid,
blijven trouw tot in de dood
aan blauwwit en zwartwitrood.


Het zou door Hitler geschreven zijn op 4 augustus 1917. Alleen lag Hitler, aan het front als koerier op het regimentshoofdkwartier bij Ieper in West-Vlaanderen, helemaal niet ‘in het heetst van de strijd’ in een loopgraaf, zoals de Belg Buelens bij hem om de hoek had kunnen checken, maar geriefelijk in het mooiste huis van Fournes, dat van de notaris. Het front lag ruim tien kilometer verderop.

 
Damen doelt hier waarschijnlijk op Fournes-en-Weppes, zuidwestelijk van Lille, in Frankrijk. Bepaald niet bij Ieper in de buurt. Hitler was daar in 1915-1916 gelegerd,

Bron:
Historical Hitler sites.
http://www.hitlerpages.com/JUNE26.html

 

Hitlers ijzeren kruis, nogal eens opgevoerd als bewijs voor zijn militaire moed, kreeg hij eerder door zijn goede connecties met de regimentsleiding dan voor enig gevecht in een loopgraaf.

Dat ‘blauw-wit’ van die vlag had Buelens op het spoor moeten zetten. Het 16e Beierse Reserve-infanterieregiment, waar de Oostenrijker Hitler zich als vrijwilliger meldde, had een blauw-wit geblokte Beierse vlag. Zwart-wit-rood zijn inderdaad de kleuren van de toenmalige keizerlijke Duitse vlag. Maar, daar wringt precies de schoen, wie ‘gedicht & zwartwitrood’ zoekt op internet, stuit snel op vrijwel hetzelfde gedicht, maar met ‘Schwarzgelb und Schwarz-weissrot’ – zwart-geel naar de Habsburgse Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Vervalser Kujau schrapt het tweede couplet, met regels als ‘des Franzmanns Turm und Tor / bricht Öst’reichs Feuerrohr’, en bakt er het bovenstaande van.

Dit gedicht verscheen al in 1914 in Wenen in een bundel samengesteld door Richard von Kralik en Franz Eichert. Antiquarisch nog verkrijgbaar op internet voor zo’n 14 euro: ongetwijfeld heeft vervalser Kujau het daar gekocht. Had Buelens dat nou ook gedaan, dan had hem dat een een blamage bespaard, om nog maar te zwijgen van de gênante conclusies die hij aan de vervalsing verbindt.

 
Los van het gegeven dat Kujau dat bundeltje beslist niet via internet bemachtigd had - Kujau opereerde als vervalser t/m 1983, lang voor er sprake was van internet - en los van het gegeven dat Buelens niets inhoudelijks zegt of concludeert over het door hem opgenomen vermeende Hitlergedicht, en los van het feit dat het boek dat Damen als bron noemt en waarvan hij insinueert dat het een bloemlezing is, een duobundel is Von Kralik en Eichert, getiteld Schwarzgelb und Schwarzweißrot. Kriegsgedichte, is het opvallend hoezeer deze uitlatingen van Damen terugslaan op zichzelf, inzake het Muttergedicht.

In november 2016 kocht Jaap van den Born de bundel van Georg Runsky, die toen antiquarisch verkrijgbaar was op internet. Had Damen dat nou ook gedaan, dan had hem dat een blamage bespaard, om nog maar te zwijgen van de gênante conclusies die hij aan de vervalsing verbindt.

Geert Buelens, in een e-mail aan de samenstellers van dit dossier, 23-01-2017: "Als bewezen is dat dit geen AH-gedicht was, dan staat er uiteraard een fout in mijn bloemlezing."

Deze mail toont precies het verschil aan tussen een serieus onderzoeker en Paul Damen. Fouten maken is menselijk, en kan gebeuren. Onderzoekers die bereid zijn om hun fouten te erkennen, zijn goede onderzoekers.

Wie Paul Damen aanspreekt op de ongerijmdheden in diens boek, krijgt te maken met scheldkanonnades en bedreigingen. Dat is veelzeggend.

 

En dan bespaar ik u nog nazi-poëziehits als het zwaar vervalste ‘Es war im Dickicht des Artoiswaldes...’ (‘In het kreupelhout van het bos van Artois’) – bladzijde 74 in het proffenboek. Daarin jammert de Leider larmoyant over een Franse en Duitse soldaat die elkaar huilend om de hals vallen. Kujau doet er een namaak-Hitler-tekening bij van twee soldaten, waarvan de ene op Hitler lijkt. Slim. Maar het is een raadsel waarom beide proffen niet weten dat Hitler zo weinig pacifistisch was dat hij als enige van zijn regiment zich keerde tegen het beroemde ‘Kerstbestand’ van 1914, waarbij Engelsen tegen Duitsers gevoetbald zouden hebben. Daarom zitten we nog steeds met deze vervalsing op neonazistische websites. Maar ja, die bevatten ook foto’s van de Führer tussen de hertjes, met het onderschrift ‘Dieren liegen niet’.

 
Dieren liegen misschien niet, maar Damen wel. Op neonazisites zijn geen foto's te vinden van Hitler tussen de hertjes met het door Damen gemelde onderschrift. Wel te vinden zijn deze twee plaatjes:

  
Plus een foto van Hitler tussen de hertjes, maar met een ander onderschrift:rschrift.



Bron:
https://deutscher-freiheitskampf.com/2013/03/04/
hitler-war-tier-und-umweltschutzer/


 

naar boven

Deel 2

Tot zover de vervalsingen... [blz 193-201]

 
Hier komen we op een belangrijk punt in Damens betoog. Dit is in feite de waterscheiding tusen de volgens hem vervalste gedichten en het authentieke materiaal. Hij duidt vier Hitlergedichten als authentiek aan. Bij één daarvan plaatst hij een licht voorbehoud, maar op zo'n manier dat hij eigenlijk zegt: tóch is het echt.

We tonen op aparte pagina's aan waarom de volgende vier gedichten vervalsingen zijn / ten onrechte aan Hitler worden toegeschreven.

Door de gedeeltes in Damens betoog, waarin hij de authenticiteit benadrukt in vet weer te geven, maken we duidelijk waarom in februari-juli 2016 zoveel journalisten in zijn waan zijn meegegaan.

Het gaat om achtereenvolgens:

[1.] Hymnus an die Geliebte
[2] Da sitzen die Menschen in luftigen Haus
[3] Het Mutter-gedicht
[4] Ich gehe manchesmal in rauhen Nächten



 


[1.] Hymnus an die Geliebte


Tot zover de vervalsingen. Zoals elke dichter had ook de Leider in zijn jeugd last van onbeantwoorde liefde. Bij het object van zijn bewondering, ene Stefanie, zocht hij, omdat een nette roomse jongen niet onaneert, substitutie in gedichten die hij enkel aan zijn goede vriend August (‘Gustl’) Kubizek voorlas. Sinds diens memoires is om Hitlers kalverliefde een hoop onzin gevlochten. Volgens Die Welt zou het meisje Stefanie Isak heten, een joodse dus. Nonsens. Zij was niet joods en ze heette Jansten. De zeventienjarige ‘Adi’ Hitler vulde zijn dagen met zwijmelen over haar en wachtte elke dag op het moment dat ze de Donaubrug passeerde. Jeugdvriend Kubizek, die gek werd van Hitlers gezeur over Stefanie, reproduceert een fragment uit een lange hymne van Hitler over dat mo­ment op die Donaubrug: Stefanie die passeert ‘in haar donkerblauwe avondjurk’. Aan Stefanie schrijft Hitler talloze nooit verstuurde brieven, hij ontwerpt een huis in renaissancestijl waar ze zouden gaan wonen, en als ze bij een Linzer bloemencorso Adolf vanaf een praalwagen net zo’n bloem toewerpt als naar de andere toeschouwers, weet Hitler dat ze voor hem gekozen heeft.

 
Uitgebreid commentaar op deze passage en bij het door Damen opgevoerde door Kubizek in beschrijvend proza herinnerde Hitlergedicht staat op de Kubizek-pagina.

 

Ondertussen negeerde Stefanie de bleke jongeman met de beginnende bloksnor en papte aan met officieren. Hitler, ten einde raad, wil haar ontvoeren en samen zelfmoord plegen. ‘Dan ben ik tenminste in de dood met haar vereend.’ Zoals biograaf Ilrich [sic!] droogjes noteert in de meest recente Hitler-bio, ‘gaf Hitler aan zijn eigen fantasie de voorkeur boven de waarschijnlijk ontnuchterende werkelijkheid’. Een halve eeuw later duikt Stefanie, inmiddels officiersweduwe Rabatsch, op in een documentaire. De schuchtere latere Leider was haar geen moment opgevallen.

naar boven

Sowieso gaat er over de relatie van de Leider met het zwakke geslacht een hoop onzin rond. Dat van die ene teelbal, die Churchillpropaganda, daar hebben we het niet eens over. Weer wreekt zich dat Hitler ongetwijfeld een hoop briefjes en kattebelletjes gestuurd moet hebben aan dames, maar dat alles verbrand is achter de bunker in 1945, hijzelf inbegrepen. Hitler was allesbehalve seksloos. Reeds in 1921, zo noteert de biografie van Ilrich, klaagden partijprominenten over zijn ‘overdreven omgang met vrouwen’ – zowel vrouwen die zich over hem wilden ontfermden als mama’s die hun dochters naar voren schoven. Die ouderen begroette hij met een handkus, maar zodra Hitler zijn aandacht richtte op een jeugdig object van zijn begeerte, ging het vaak mis. Zijn versiermethoden waren te verbeteren. Zodra het een beetje vertrouwelijk werd, vroeg hij bruusk: ‘Wilt u mij kussen?’ Ilrich beschrijft hoe de zestienjarige Maria Reiter zich nog herinnert hoe Hitler, in het park van zijn villa Berghof in Berchtesgaden, de hond uitlatend in lederhose, haar benaderde met de zin: ‘Herdershonden zijn heel trouw en aanhankelijk. Ik zou me geen leven zonder deze hond meer kunnen voorstellen. Vergaat het u zo ook niet?’

 
Op dit punt plagieert Damen simpelweg een Paroolrecensie van de Hitlerbiografie van Volker Ullrich (niet: Ilrich) door Hans Renders.

Zie: http://www.bartfmdroog.com/droog/dd/boek.html#top

 

Bekender is zijn vader-dochterrelatie met zijn nichtje Geli Raubal. Met deze bijna twintig jaar jongere dochter van zijn halfzus woonde hij samen, zij noemde hem ‘Onkel Alf’. Hij overlaadde haar met luxe, maar verstikte haar zo dat ze daarom wellicht in 1931 zelfmoord pleegde in zijn appartement. Zij was drieëntwintig, een afscheidsbrief was er niet, en hij ging niet naar de begrafenis van zijn huisgenote.

naar boven

Van zijn bekendste vriendin, uiteindelijk anderhalve dag zijn vrouw, Eva Braun, zitten slechts tweeëntwintig velletjes handschrift in het Bondsarchief. Daar staat ook nauwelijks iets op. Kind uit een slecht huwelijk en zelf ook labiel: zo deed Eva, waarschijnlijk om de aandacht van de steeds verder in staatszaken begraven Adolf te trekken, op 1 november 1932 al een zelfmoordpoging die mislukte omdat ze te weinig veronal slikte en geen slagader had weten te raken.

Vaak zat zij eenzaam in Berchtesgaden in Hitlers villa, waar Hitlers halfzuster Angela, de moeder dus van die dode Geli, het huis­houden bestierde. Tot Eva haar om begrijpelijke reden weg wist te werken. De versiertruc met de herdershond had Hitler bij Eva niet nodig: zij haatte honden en volgens Hitlers secretaresse schopte zij Hitlers honden vaak onder de tafel als niemand het zag. Ze was niet geliefd in Hitlers omgeving. Die was in de laatste dagen van de oorlog meer ontdaan over de dood van Hitlers hond Blondi dan om de zelfmoord van Eva. Wij weten niet of de Leider een beest was in bed, maar seks met haar had hij zeker. Hun slaapkamers op de Obersalzberg grensden aan elkaar – hoewel Eva’s appartement de ‘Grote Gastenkamer’ werd genoemd om de schijn op te houden. Dat ze het deden weten we via Eva’s PA, Gretl Mitlestrasser.

 
Hij heeft het hier over Margarete 'Gretl' Mitlstrasser. Zij was Eva Brauns 'Hausdame'. Ze werkte ook met haar man Wilhelm als 'house manager' in de Berghof en ze was 'house administrator' van het Kehlsteinhaus, een ander buitenverblijf van Hitler.

Zie: Sebastian Hofer en Marianne Enigl. Der Führer und sein Mädchen. Profil, 13-02-2010.
http://www.profil.at/home/der-fuehrer-maedchen-261898
http://www.thirdreichruins.com/berghofvisitors.htm

http://www.kehlsteinhaus.com/the-building/hitler-the-teehaus.html


 

Die haalde bij huisdokter dr. Brandt, zodra de Leider de Berghof naderde, de middelen waarmee Eva haar eventuele ongesteldheid uit kon stellen. Dat doe je niet als je geen seks verwacht. Volgens Eva deden de Leider en zij het wel degelijk. Zoals ze suggereerde tegen haar zus Ilse, toen in de Reichskanzlerei tijdens verdragsbesprekingen Chamberlain op een oude rode bank zat: ‘Hij moest de geschiedenis van die bank eens weten.’

 
Damen noemt bij dit alles geen enkel boek waarin dit zou staan. Omdat deze passage geen raakvlakken heeft met het onderzoek naar de vervalste gedichten hebben we op dit vlak niet naar de werkelijke bron gezocht.

 

Maar hoe meer Hitler politicus werd, hoe minder minnaar. ’s Nachts, schreef Rudolf Heß aan zijn moeder, zat hij urenlang te lezen of bekeek in gezelschap een film. Daarbij speelde mee dat hij vanaf 1935 vrijwel constant aan speed verslaafd was, hetgeen de bedprestaties ook niet bevordert. Zijn huisarts Morell gaf hem dagelijks cocktails van circa zeventig pillen, waaronder Pervitine, die we nu kennen als de methamfetamine ‘crystal meth’. Zijn halve leger slikte dat: op één pil kon je een nacht overslaan. Vandaar de bijnaam ‘Panzerschokolade’ voor die pil.

naar boven

[2] Da sitzen die Menschen in luftigen Haus

En over pil gesproken: dat Stefaniefragment ontbreekt vreemd genoeg in de pil van beide proffen. Die openen met het tweede gedicht, hier vertaald: ‘Op de Damberg’. In het gastenboek van Hotel Schoiber in Steyr beschreef de zestienjarige Hitler de ellende van de vakantie. Hij tekende er een frêle mannetje bij die door een fors beboezemde vrouw op zijn kop gezeten wordt – commentaar op hoe de eigenaresse van het hotel haar echtgenoot behandelde. In 1941 werd Hitler aangenaam verrast door een kopie van dit jeugd­werkje. Hij wist nog hoe hij daar voor het eerst dronken en daarna definitief geheelonthouder werd.

 
Hier plagieert Damen uit het werk van de Duitse auteur Gustav Keller, en weet daarbij een aantal fouten toe te voegen.

Zie: http://www.bartfmdroog.com/droog/dd/da_sitzen-gedicht.html

 

naar boven

[3] Het Mutter-gedicht

 
Een zeer uitgebreid commentaar bij het Muttergedicht is te vinden op de: Het Muttergedicht-pagina.

Alle kolder die Damen over dit gedicht in onderstaande passages beweert wordt daar weerlegd. Ook het plagiaat waar hij zich in onderstaande stuk schuldig maakte wordt op die pagina aangetoond.

Wie het gedicht echt gemaakt heeft, is al vanaf 1906 bekend: de Duitse dichter, componist en toneelschrijver Georg Runsky.

Nog vóór de verschijning van het boek beweerde Damen dat hij nooit geschreven zou hebben dat dit gedicht een authentiek Hitlervers zou zijn. De passages waarin hij dat wel doet hebben we in vet weergegeven


 

Dan Hitlers ultieme moederdaggedicht ‘Denk’es’. Zelden heeft een gedicht van Hitler zoveel populariteit opgeleverd zonder dat men weet wie het schreef. Het gedicht is, gedrukt als prent of wandtegel, volledig onderdeel van de Duitse cultuur geworden. Hitler hangt daarmee nog immer in ontelbare huiskamers. Moge alles wat hij liet bouwen voor de eeuwigheid van het Duizendjarige Rijk verpulverd zijn, dan staat dit gedicht nog als een huis.

naar boven

Het staat in elk geval niet vast dat het nep is. Maar dat wil ook niet zeggen dat honderd procent zeker is dat het ook door Hitler geschreven is. De beide proffen voeren de eerste twee coupletten op als authentiek; wij sluiten ons daarbij aan. De Hitlerbiograaf Werner Maser geeft het gedicht in zijn boek Fälschung, Dichtung und Wahrheit über Hitler und Stalin het voordeel van der twijfel, dat is al wat. Volgens veel nazi-sites is het gepubliceerd in de Münchener Morgenpost op 14 mei 1923. Althans: ze hebben een kopie. Ook Robert George Leeson Waite komt in The Psychopathic God: Adolf Hitler met die datum. Dat is al vreemd omdat Hitler sinds eind 1919 over een eigen krant beschikte, de Völkischer Beobachter. Waarom dan bij de populistische concurrentie gepubliceerd? En waarom profileert iemand die op dat moment bekendstaat als felle rechtse redenaar, zich ineens met een mierzoet moederdaggedicht? Maar de archieven van de Morgenpost zijn, het zal eens niet, getroffen door een bombardement – door een auteur dus die effectief het origineel van zijn eigen werk uitwiste.

Zoals bij elke Heiland is ook Hitlers gedicht omgeven door wonderen: een familie in Holsterhaus trof het handschrift, uitgeschreven in potlood, aan in een oud gebedenboek. Met jaartal 1923 en bijschrift: ‘van Hitler’. Een afschrift is geen bewijs. Maar wél een aanwijzing dat het toen al bestond. De meest betrouwbare bron voor het origineel is, vreemd genoeg, behalve hun eigen dikke pil die het werk uitdrukkelijk niet als vervalst noteert, het instituut waar ook beide bovengenoemde professoren hun bronnen hadden: het Archiv des Instituts für Zeitgeschichte te München. In het archief daar ligt een notitie over de nagelaten papieren van Ilse Heß-Pröhl, de echtgenote van de bekende Rudolf Heß. Daar zit dat gedicht tussen.

naar boven

Die Ilse kennen wij weer omdat ze, toen Hitler en Heß vanwege hun couppoging 264 dagen vastzaten in Landsberg am Lech, de door Hitler aan haar man gedicteerde tekst van wat Mein Kampf zou worden op de fiets ophaalde en thuis in München op een Erika-typemachine uittikte. In exact dezelfde periode werd dit gedicht gepubliceerd. Ilse Heß stuurt de tekst van dit gedicht eind 1978 (ze werd 95) aan Heinrich Heim, met enige vragen erbij. En Heim kennen we weer als intimus van Hitler en als adjudant van Martin Bormann, in welke functie hij de bekende ‘Tafelgesprekken’ van Hitler notuleert. Kort samengevat: als intimi van Hitler geen grote vraagtekens zetten bij het gedicht, namen ze aan dat het geen nep was en kunnen wij in hun voetsporen hetzelfde doen.

Het tranentrekkende gedicht staat inmiddels op talloze bidprentjes. Zonder bron. Vaak, zoals in de de moederdagbijlage van het damesblad Neues Land van 6 mei 2005, wordt het toegeschreven aan ene Adolf Mayer – terwijl die Adolf toch een nette landbouwingenieur was die zich enkel bezig heeft gehouden met het bestrijden van de virussen in tabaksplanten.

naar boven

Hoe dan ook, wie het leest betreurt dat Hitler als dichter vergeten is in de vaart der volkeren. Het is sentimenteel, maar het is effectief. Neem nu, slechts ter vergelijking, de navolgende wandtegelregels van Toon Hermans, de besnorde bard uit Limburg: ‘een moeder sterft altijd te vroeg, al wordt zij nog zo oud, je bidt dat God haar sparen zal, omdat je van haar houdt.’ Enigszins van dik hout, om het rijmschema voort te zetten. Wie daarentegen ziet hoe subtiel Hitler dezelfde thematiek aansnijdt in zijn poëem, kan slechts bedremmeld zwijgend aan de zijkant staan. Hier is een enorm wandtegeltalent miskend.

Hitler schreef over deze thematiek ook uit eigen ervaring: in 1923, toen hij vierendertig was, was zijn moeder al geruime tijd overleden. Zijn vader overleed nóg eerder, en het meest opmerkelijke is dan ook dat de wees Hitler in het meestal weggelaten derde couplet een opmerkelijk pleidooi houdt tegen het successierecht in het algemeen en het krijgen van kinderen in het bijzonder. Laat je kinderen niet te vroeg te veel na, want ze bestelen je waar je bij zit en zetten de doodskist al voor klaar! Hier dat derde, wellicht apocriefe couplet:

Merk es dir ergrauter Vater,
sag auch deinem Mütterlein:
Soll der späte Lebensabend
ohne Müh und Sorgen sein
,

so gib die erworbenen Güter
nicht zu früh an Kinder ab.
Sonst behandeln sie dich als Sklaven,
wünschen dich ins Grab hinab!

Wer besitzt, der wird dich achten,
Kinderdank ist Seltenheit!
Brot zu betten, heißt verschmachten,
Brot zu geben, Seligkeit.

Zeg het aan je grijze vader
en ook aan je moederlief:
jullie late levensavond
kent geen zorg of ongerief.


Geef dus niet verworven rijkdom
veel te vroeg aan kinderen af.
Ze behandelen je als slaven
en ze wensen je in ’t graf!


Respect krijgt slechts die bezit heeft,
dank van kinderen: zeldzaamheid!
Wegkwijnt die om brood moet beed’len
brood te geven: zaligheid!

naar boven

Een goede tip van een wees die het kon weten. Want ook hier sprak den Leider uit rijke ervaring: in zijn begintijd in München had hij zijn moeders erfenis nogal snel opgesoupeerd. Sinds zijn vertrek naar Wenen kreeg hij 58 kronen uit zijn vaders erfenis en 25 kronen wezengeld. Bovendien had hij van andere familieleden, zoals ene Walburga Hitler en zijn tante Johanna Pölzl, een aanzienlijk bedrag geërfd, zodat hij met circa 120 kronen per maand allesbehalve op zwart zaad zat. Vergelijkenderwijs: een assistent-leraar aan een middelbare school verdiende een maandloon van 82 kronen, een afgestudeerde advocaat, in opleiding aan het Hof, kreeg na een jaar 69 kronen. Hitler zat daar ruim boven, zodat zijn verhaal dat hij in Wenen in bittere armoede doorbracht, de zoveelste mythe in zijn leven is. Volgens de Oostenrijkse wet moest hij voor zijn moeders erfenis aantonen ‘in opleiding’ te zijn – vandaar dat Hitler pretendeerde op de kunstacademie te zitten terwijl hij daar geweigerd was.

Niettemin slaagde hij erin al die erfenissen binnen twee jaar na de dood van zijn moeder erdoorheen te jassen, zodat hij vanaf 1909 toch af en toe moest aankloppen bij de Opvang voor Dakloze Mannen in Meidling – reden waarom hij zich uiteindelijk als vrijwilliger opgaf voor het Duits-Beierse leger. Het ware voor West-Europa beter geweest als de jonge Hitler lessen had getrokken uit het derde couplet van zijn eigen Moederdaggedicht.

 
Gemakshalve tonen we de vet afgedrukte passages hier achter elkaar. In twee stukjes tekst uit hij enige twijfel (hier cursief en in rood weergegeven), om daar direct overheen te walsen met een stroom aan positief bewijsmateriaal.

Zelden heeft een gedicht van Hitler zoveel populariteit opgeleverd zonder dat men weet wie het schreef. Het gedicht is, gedrukt als prent of wandtegel, volledig onderdeel van de Duitse cultuur geworden
. (...)Moge alles wat hij liet bouwen voor de eeuwigheid van het Duizendjarige Rijk verpulverd zijn, dan staat dit gedicht nog als een huis.

Het staat in elk geval niet vast dat het nep is. Maar dat wil ook niet zeggen dat honderd procent zeker is dat het ook door Hitler geschreven is. De beide proffen voeren de eerste twee coupletten op als authentiek; wij sluiten ons daarbij aan. De Hitlerbiograaf Werner Maser geeft het gedicht (...) het voordeel van der twijfel (...). Volgens veel nazi-sites is het gepubliceerd in de Münchener Morgenpost op 14 mei 1923. (...) Ook Robert George Leeson Waite komt (...) met die datum.


Hitlers gedicht (...) Met jaartal 1923 en bijschrift: ‘van Hitler’. Een afschrift is geen bewijs. Maar wél een aanwijzing dat het toen al bestond. De meest betrouwbare bron voor het origineel is (...) het Archiv des Instituts für Zeitgeschichte te München. (...) de nagelaten papieren van Ilse Heß-Pröhl (...) Daar zit dat gedicht tussen. (...) Kort samengevat: als intimi van Hitler geen grote vraagtekens zetten bij het gedicht, namen ze aan dat het geen nep was en kunnen wij in hun voetsporen hetzelfde doen.

(...) wie het leest betreurt dat Hitler als dichter vergeten is (...) hoe subtiel Hitler dezelfde thematiek aansnijdt in zijn poëem. (...)

Hitler schreef over deze thematiek ook uit eigen ervaring: in 1923, toen hij vierendertig was, was zijn moeder al geruime tijd overleden. (...) het meest opmerkelijke is dan ook dat de wees Hitler in het meestal weggelaten derde couplet een opmerkelijk pleidooi houdt (...). Hier dat derde, wellicht apocriefe couplet. (...)

Een goede tip van een wees die het kon weten. (...) hier sprak den Leider uit rijke ervaring (...) Het ware voor West-Europa beter geweest als de jonge Hitler lessen had getrokken uit het derde couplet van zijn eigen Moederdaggedicht.


 

naar boven

[4] Ich gehe manchesmal in rauhen Nächten

 
Uitgebreid commentaar op deze passage staat op de Ich gehe manchesmal in rauhen Nächten-pagina. Alles wijst erop dat de tekst van het in onderstaande stuk behandelde gedicht door de Oostenrijkse oplichter Johannes von Müllern-Schönhausen geschreven is, tussen 1945 en 1959.

Wat Paul Damen met "Ik zou hier niet meteen mijn hand voor in het vuur willen steken, maar bang te verbranden ben ik ook niet" bedoelt, is ons niet duidelijk geworden. Het is een licht voorbehoud, maar ook weer niet.

Bovendien wekt hij door alle theorieën die hij aan dit gedicht ophangt de indruk dat hij het wel degelijk als echt beschouwt - al ziet een kind dat het een vervalsing is.

 

Het vierde Hitlergedicht hier is redelijk uniek. Biograaf John Toland bracht het al in 1976, dateert het in 1915, maar geeft geen bron. Maar is het authentiek? De beide proffen negeren het, omdat het buiten de tijdslijn van hun pil valt. Jammer, want als er nu één gedicht is waar de Führer zijn donker-Germaanse ideologie uiteenzet, is het dit gedicht. De eerste die het publiceerde, met een kopie van het handschrift, was de uiterst suspecte dr. Johannes von Müllern-Schönhausen, die in hetzelfde boek, Die Lösung des Rätsels Adolf Hitler, meldde dat Adolf nog levend en wel de Arabische strijd tegen Israël leidde. Alleen: dat handschrift in de kopie klopt wél. Vervalser Kujau was toen nog veel te jong om überhaupt te kunnen schrijven. Vervalsingen brachten niks op, want men schaamde zich nog dood voor het Derde Rijk. De verzamelaarstempel verwijst naar een collectie die wél authentiek is. Kortom: ik zou hier niet meteen mijn hand voor in het vuur willen steken, maar bang te verbranden ben ik ook niet.

Het gedicht zelf is vreemd voor wie niet weet dat totale gekte en mystiek aan de basis stonden van Hitlers politieke carrière. Waarzeggers, piskijkers en astrologen verdrongen zich in kleine ultrarechtse clubjes na de Eerste Wereldoorlog, met latere nazikopstukken als Heinrich Himmler, Rudolf Heß en Alfred Rosenberg. En Hitler. Ariërs zouden uit de Himalaya stammen. Hitler nam niet zomaar de swastika, het Indiase zonnerad, als symbool voor zijn beweging. En droeg niet toevallig zijn Mein Kampf op aan de leider van de esoterische Thule-beweging, Dietrich Eckart, zijn mentor en mecenas.

naar boven

Dit gedicht past naadloos in die beweging. De bezwerende magie van de runen, die na een zuiveringsproces nieuwe waarden zouden instellen. De esoterie: door een band met de ‘donkere machten’ tegen het christendom, terug naar de oermacht. Maar eerst het kaf van het koren gescheiden en de lafbekken eruit gezeefd. Dat was ook exact wat er met al die ultrarechtse clubjes gebeurde: ze sloegen elkaar even esoterisch als opgewekt de hersens in. Hitler nu grijpt, als ooit Odin, in het nest vol ‘fibeln’ in – van ‘fibel’, ‘abc-boek’, hier in meervoud; ‘het debat’, maar ook: ‘fibula’, spelden, wespennest – om net zoals hij wérkelijk deed, de échte getrouwen uit het debat te vissen op weg naar het Germanendom. De beweging die dat opleverde, heette de NSDAP. Het blijft vreemd een vroeg gedicht over Wodansverering te lezen van iemand die later, bij tafelgesprekken in 1941, zei dat ‘die oude mythologie haar waarde verloor, toen ze door het christendom verdrongen werd’. Niettemin werd in talloze weeshuizen in het Derde Rijk voor het slapen het Onzevader vervangen door een ode aan Hitler, de Verlosser: ‘Du hast Deutschland errettet aus tiefster Not, Dir verdank ich mein täglich Brot / Führer, mein Führer, mein Glaube, mein Licht / Führer mein Führer, verlasse mich nicht.’

Die belofte is Hitler niet nagekomen. Het enige van hem dat Duitsland nooit verliet waren zijn botten, eerst door de Russen begraven in hun zone onder een parkeerplaats in Magdeburg, toen door KGB-chef en later staatshoofd Andropov in 1970 weer opgegraven, verbrand en uitgestrooid in de Elbe. Maar blijkbaar niet alles: in 2000 toonden de Russen nog een stukje Hitler-schedel, compleet met kogelgat. Plus zijn bruine NSDAP-uniform en de bebloede armleuning van de bank waarop hij zelfmoord pleegde. De grootste Duitse dictator ooit, eindigde in drie sigarendoosjes achter een kluisdeur van de Russische geheime dienst. ‘Führer mein Führer, verlasse mich nicht.’ Zelfs een Verlosser vergist zich wel eens.

naar boven



DROOG- tijdschrift voor diepgravende onderzoeks-journalistiek. Droog, onafhankelijk en ter zake. Over zaken uit heden en verleden die er toe doen of deden. Zaken die meer aandacht vragen dan in een artikel van een of twee papieren pagina’s gegeven kan worden. 

Steun ons op Facebook: Droog - Slow jounalism

Doneer! Hoe? Mail: droog@epibreren.com

| naar boven